Specialisaties binnen ‘Het Vak’

Een ruwe diamant is dof en vrijwel altijd onregelmatig van vorm, er zijn een flink aantal bewerkingen nodig voordat de steen genoeg schittert om in een juweel te zetten. Aanvankelijk wordt onder ‘slijpen’ alle bewerkingsprocessen verstaan, in de loop van de achttiende eeuw ontstaan er specialisaties binnen het vak. Elke bewerkingsfase wordt nu een apart vak, elk mijn zijn eigen specialistische vaardigheden en bijbehorende status.

Kloven

Klovers geven de ruwe diamant de eerste behandeling om de steen een regelmatige (kristal) vorm te geven en om te ruwe steen te ontdoen van onzuiverheden. Een klover maakt eerst met een andere diamant (diamant is heel hard en kan alleen met hulp van een andere diamant bewerkt worden) een kerf in de ruwe steen en splijt deze vervolgens met hulp van een kloversmes en een klovershamer.

Omdat klovers de ruwe diamant letterlijk kunnen maken of breken zijn ze goed geschoold, worden goed betaald en hebben binnen het vak de hoogste status. Louis Gans was zo’n klover.

In de twintigste eeuw wordt het kloven steeds vaker vervangen door het zagen, dit gebeurt met een snel draaiende bronzen schijf waar diamantpoeder (boort) op zit.

Kloven

Thumbnail

Zagen

In de twintigste eeuw wordt het kloven steeds vaker vervangen door het zagen, dit gebeurt met een snel draaiende bronzen schijf waar diamantpoeder (boort) op zit.

Machinezagen

Thumbnail

Snijden

De volgende stap is het snijden, daarbij krijgt de diamant zijn grondvorm. Het snijden kan met de hand gebeuren, door twee diamanten die met cement op stokken zijn gezet tegen elkaar te wrijven.

Snijden gebeurt net als kloven tot in de twintigste eeuw thuis of op een klein atelier. Henri Polak, de latere voorzitter van de ANDB, is opgeleid tot snijder, net als de zusters Betje en Sophie Lazarus.

Snijden met de hand

Thumbnail

Machinesnijden

In de loop van de twintigste eeuw wordt snijden met een machine steeds meer gebruikelijk.

Machinesnijden

Thumbnail

Slijpen

De laatste handeling is het slijpen. Dit gebeurt op een snel draaiende slijpschijf met diamantpoeder erop. De diamant wordt in een houder geplaatst (de dop) en tegen de slijpschijf gedrukt. Zo wordt facet voor facet geslepen. Een versteller stelt en verstelt de diamant in de dop zodat de slijper steeds het juiste stukje diamant voor zich heeft dat tot facet geslepen moet worden. In de twintigste eeuw doet de mechanische dop zijn intrede, die een klemmechaniek  heeft waarmee een diamantslijper zelf de diamant kan verstellen. Daarmee wordt de versteller overbodig.Aanvankelijk was ook het slijpen een thuisindustrie, vanaf 1820 wordt dit werk steeds meer op grote werkplaatsen en fabrieken gedaan. Jan van Zutphen, de latere secretaris van de ANDB, begint zijn carrière als slijper.

Slijpen

Thumbnail

Roos en briljant

De uiteindelijke vorm waarin een diamant gesneden en geslepen wordt bepaalt de moeilijkheidsgraad en daarmee ook de betaling van de snijders en de slijpers.

De meest bekende vorm is de briljant waarvan zowel de bovenkant (de tafel) als de onderkant wordt gefacetteerd om een manier die optimale lichtreflectie en dus schittering geeft. Door die dubbele bewerking is de briljant een meer gecompliceerde slijp- en snijdvorm dan de roos, briljantsnijders en slijpers krijgen daarom meer betaalt dan roosjessnijders en slijpers.

Thumbnail